‘Man in het Wild’ is een literair non-fictieboek over solo zeekayaktochten die Jaco Benckhuijsen maakte langs drie wilde kustgebieden langs de Grote Oceaan: de Aleoeten, Papoea-Nieuw-Guinea en Vuurland.
Al zo lang ik me kan herinneren ben ik verliefd op wilde lege vlaktes. ‘Open vlaktes maken iets in me los dat ik nergens anders voel, vooral als ze zo afgelegen zijn dat er nooit iemand komt. In plaats van beangstigend voelt dat geruststellend, en in plaats van verloren voel ik me er vrij.’ (Man in het Wild).
In de stad houd ik me bezig met muziek, één van de meest sociale kunsten eigenlijk, als docent op het Conservatorium van Amsterdam, waar ik als pianist afstudeerde. In de jaren nul toerde ik 10 jaar met Alex Roeka en produceerde vijf van zijn CD’s (één daarvan, ‘Beet van Liefde’, won een Edison).
Ondertussen groeide het wild kamperen uit tot een steeds serieuzer bezigheid, als manier om een beter inzicht in het leven te krijgen, buiten de gebaande paden en door anderen ingeschatte risico’s. Na een intensieve tournee op de Parade trok ik voor het eerst 10 dagen door de bergen in Noorwegen. De rust die je daar ervaart nadat de conversaties in je hoofd zijn verstomd, en de overweldigende schoonheid van de natuur, die in plaats van decor voor een conversatie verandert in een constante reisgezel, maakte het verlangen los om verder weg te gaan, en voor langere tijd. Ik plande reizen door vulkanische gebieden op IJsland en de besneeuwde hooglanden van Schotland. Het bleek te kunnen en het bleken bijzondere ervaringen van autonomie, mentale weerbaarheid en wilde schoonheid. Na de zomerse toendra’s van Groenland bezocht ik in 2009 hetzelfde gebied in de winter, een tocht van 12 dagen over ijzig koude sneeuwvelden. Steeds duidelijker werd het dat je in de eenzame wildernis een heel andere ervaring krijgt van jezelf en je plaats in het leven.
En rond die viel mijn oog op de grootste vlakte van allemaal: de zee. En de zeewaardige vouwkajak, leek mij hèt symbool van autonomie, licht reizen en meebewegen met natuurkrachten. Tijdens tochten langs de kusten van Schiermonnikoog, IJsland en Schotland leerde ik over de technieken van het peddelen op zee, de getijden en stromingen, en de wonderlijke wereld waar zout en zoet water bij elkaar komen. Toen ik, soms door schade en schande, voldoende kennis en ervaring had opgedaan, kwam ik op het idee om met de zeekajak verre en vergeten gebieden te bezoeken. Het werden uiteindelijk reizen op drie plekken langs de Grote Oceaan: de Aleoeten (een langgerekte vulkanische eilandenrij tussen Alaska en Siberië), de eilanden van Paoea-Nieuw-Guinea en de eilanden bij Kaap Hoorn aan de zuidpunt van Zuid-Amerika.
Hoewel ik veel van woorden hou, had ik me nooit zo serieus met schrijven beziggehouden. Bovendien was het de muziek waar alle creatieve aandacht naar toe ging. Maar tijdens die tochten langs de rafels van de wereld, de bijzondere ontmoetingen met de Papoea’s in hun hutten van gras, het gevoel van diepe connectie met je omgeving na zo’n lange tijd in het wild, bedacht ik me hoe mooi het zou zijn als ik die ervaringen in zinnen zou kunnen vasthouden. Ik begon met het beschrijven van de stemmingen en kleuren van de zee, de mensen die ik ontmoette, en besloot te proberen een boek te schrijven over een van deze reizen. Op grond van het verhaal over Papoea-Nieuw-Guinea bood Uitgeverij de Geus me een contract aan voor een boek over de drie reizen. Het gaf me de kans om mijn ervaringen te delen met anderen, en vooral om de waarde van deze ervaringen te verspreiden.
Want de solotochten aan het randje van de wereld geven op zovele terreinen inzicht: je leert hoe sterk en autonoom je als mens kunt zijn, hoezeer je op je fysieke behendigheid kunt vertrouwen, hoe je intuïtie en inventiviteit je uit allerlei moeilijke situaties kunnen redden. Maar de geschiedenis en verhalen van de vroegere bewoners van deze wildernissen (de Unangan op de Aleoeten, de Papoea’s en de Yámana in Vuurland) leren je over de fascinerende denkwereld van volken met hun wortels in zo’n totaal ander verleden als het onze, hun robuustheid en de weergaloze inventiviteit waarmee ze zich staande hielden in hun weerbarstige omgeving.
En als je dan na drie weken kamperen op lege stranden, wassen en drinken uit de beek, en peddelen over eindeloze rijen golven om je heen kijkt, naar de hemel, de zee, de kust, dan ervaar je wat je werkelijke plek is in dit grootse leven.
Op die manier is ‘Man in het Wild’ een verhaal geworden over alleen leren zijn, meebewegen met de golven en het aangaan van een diepe fysieke verbintenis met je omgeving.